Joël De Ceulaer heeft een punt als hij schrijft dat het verschil tussen een ‘gewone’ studentendoop en een doop bij Reuzegom niet fundamenteel maar gradueel is (DM 5/9). In de media getuigden verschillende (ex-)studenten over grensoverschrijdende studentendopen.
De (seksuele) wantoestanden, vernederingen en fysieke uitputtingsslagen gebeuren te vaak om ze te bestempelen als uitzonderlijk. Veel studentendopen bevatten alle kenmerken van grensoverschrijdend gedrag. Door de machtspositie is er een gebrek aan gelijkwaardigheid tussen de schachten en de ‘schachtentemmers’ of ‘doopmeesters’. De (groeps)druk, dwang of de beloning (opname in de groep) gaat ten koste van vrijwilligheid.
Tot slot gaan niet alle nieuwkomers met volle bewustzijn akkoord met de opdrachten die ze ondergaan, bijvoorbeeld omdat ze dronken zijn. Kortom, er is een gebrek aan toestemming. Het uitvoeren van een striptease of het pijpen van de schachtentemmer (DM 3/9) kan de ene schacht misschien lollig vinden, de andere ziet het als een schending van zijn integriteit. Dat elk individu andere grenzen heeft, doet weinig ter zake. Dat moet studentenverenigingen juist aansporen om een context te creëren waarbij grensoverschrijdend gedrag voorkomen wordt.
Machtsonevenwicht, seksisme, afwezigheid van afspraken en alcoholmisbruik creëren een klimaat dat het risico op geweld vergroot. Studentendopen kunnen dan uitmonden in een vorm van collectief geweld waarbij grensoverschrijdend gedrag een onderdeel vormt van de initiatierituelen.
Jaarlijks doden
De dood van Sanda Dia is geen geïsoleerd feit noch tragisch ongeluk. Bijna elk jaar sterft minstens één Amerikaanse student ten gevolge van een studentendoop. Dichter bij huis was in 2005 een 21-jarige student uit Groningen bijna overleden aan watervergiftiging. In 2010 raakte een andere Nederlandse student zwaargewond toen hij in brand werd gestoken tijdens een doop. In 2016 liep een Nederlandse student hersenoedeem op toen een schachtentemmer op zijn hoofd stond. In 2018 geraakte een studente van de Luikse universiteit in een coma na watervergiftiging. Het lijstje van slachtoffers is veel langer.
Hoe komt het dat overheden, universiteiten en studentenverenigingen niet eerder paal en perk stelden aan grensoverschrijdende studentendopen? Vlaanderen voert nu pas, vele slachtoffers later, een grondig debat hierover. Universiteiten knepen jarenlang een oogje dicht bij al die wantoestanden. Pas na de dood van Sanda Dia scherpte de KULeuven zijn doopcharter aan. Ook lokale besturen dragen verantwoordelijkheid. Jarenlang tolereerden ze dat stedelijke straten en pleinen podia vormden waarop nieuwe studenten vormen van geweld ondergingen. Het is positief dat verschillende stadsbesturen nu wel aangeven hiertegen te zullen optreden.
Geconfronteerd met de wantoestanden namen sommige Nederlandse studentenverenigingen en universiteiten actie: vele ontgroeningsrituelen verlopen er volgens draaiboeken, onderworpen aan regels en begeleid door een soort van ‘Bobs’, nuchtere studenten.
De berichtgeving over Sandia Dia’s dood mag niet herleid worden tot verhalen over de verantwoordelijkheid van Reuzegommers. Laten we ook de maatschappelijke context waarbinnen dit collectief geweld jarenlang plaatsvond kritisch bevragen. Laten we inzetten op een academiejaar zonder gewelddadige excessen. Met doopcharters en intentieverklaringen alleen, gaan we er niet komen.
Wim Van de Voorde, Vlaams coördinator van hulplijn 1712
Deze opinie verscheen op maandag 7 september in de krant De Morgen.